In het kader van het Samenwerkingsakkoord [SWA3] moeten zowel een lagedrempelinrichting als een hogedrempelinrichting een kennisgeving indienen (artikel 7 van [SWA3]) bij de coördinerende dienst. Met dit document laat de inrichting aan de bevoegde overheden weten dat het dusdanige hoeveelheden aan gevaarlijke stoffen heeft dat het onder de toepassing van het Samenwerkingsakkoord valt.
Aan de hand van de kennisgeving moet de coördinerende dienst de eventuele domino-effecten kunnen inschatten. Als de coördinerende dienst oordeelt dat de inrichting domino-effecten kan veroorzaken bij nabijgelegen Seveso-inrichtingen, dan moeten de inrichtingen onderling toereikende informatie uitwisselen, zodat ze hiermee in hun preventiebeleid van zware ongevallen, hun veiligheidsbeheersysteem, hun kennisgeving, hun veiligheidsrapport (indien van toepassing) en hun intern noodplan op passende wijze rekening kunnen houden.
De coördinerende dienst heeft een leidraad voor het opstellen van de kennisgeving uitgewerkt (zie kader rechts). Deze leidraad:
- somt de verschillende redenen op voor het indienen van een kennisgeving en vermeldt telkens de bijhorende indieningstermijnen
- bevat de modaliteiten voor het indienen van de kennisgeving
- stelt een structuur voor de kennisgeving voor
- beschrijft de minimale inhoud van de kennisgeving
De coördinerende dienst kan, zowel op eigen initiatief als op vraag van een van de beoordelingsdiensten, extra informatie opvragen, zelfs nadat de kennisgeving is ingediend, wanneer dit nodig geacht wordt opdat deze diensten hun taken naar behoren zouden kunnen uitvoeren.
De exploitant bezorgt de kennisgeving aan de coördinerende dienst in 1 elektronisch exemplaar.
De coördinerende dienst stuurt de kennisgeving door naar elk van de aangeduide beoordelingsdiensten, de bevoegde inspectiediensten, de bevoegde provinciegouverneur en naar de bevoegde burgemeester.