De blootstelling aan geur kan directe gezondheidsklachten geven wanneer toxische stoffen worden ingeademd. Van belang is hierbij vooral de dosis van de stoffen die worden ingeademd: concentratie en duur van blootstelling. Omdat onze neus een gevoelig meetinstrument is, treedt geurwaarneming op bij lage concentraties aan verontreinigende stoffen. Bovendien treedt de waarneming beperkt in de tijd op; in die zin heeft geur, net zoals dikwijls in de natuur het geval is, in de eerste plaats een belangrijke signaalfunctie (let op! potentieel gevaar!). De - al dan niet terechte - ongerustheid over een waargenomen geur heeft veelal te maken met de onwetendheid over de toxiciteit van de stoffen in de ingeademde lucht en op welk niveau de gevarengrens ligt, zowel bij langdurige relatief lage blootstelling als bij kortstondige hoge blootstelling.
Indirecte gezondheidsklachten treden op via de effecten van geurhinder. Men ondervindt geurhinder en als gevolg daarvan ontstaan psychosomatische gezondheidsklachten. Dit zijn lichamelijke aandoeningen of ziektebeelden waarvan de oorzaak eigenlijk psychisch van aard is. In de wetenschappelijke vakliteratuur zijn verbanden gerapporteerd tussen het optreden van ernstige geurhinder en symptomen als slapeloosheid, ademhalingsproblemen, duizeligheid, hoofdpijn, oog-, keel- en neusirritatie, allergische reacties, hoest, hijgen, maagklachten (misselijkheid, braken, walging en verlies van eetlust), pijn in de borst als gevolg van stress, depressie.